Algemene opmerkingen over vertalen

 

In het boek Jezus volgens Johannes geef ik op de pagina's 357-363 uitleg over enkele aspecten van vertalen, met betrekking tot het Johannesevangelie, maar ook in algemene zin. Hier volgt dat gedeelte:

 

1. Waarom deze eigen vertaling?
De vertaling die ik in dit boek geef van het Evangelie volgens Johannes, is niet bedoeld als de beste en mooiste vertaling ooit – nog los van het feit dat zoiets als een ‘beste vertaling’ niet bestaat. Ik streef geen vertaling na die qua Nederlands en stijl esthetisch verantwoord is, maar wel een vertaling die de lezer die geen Grieks kent (mijn beoogde lezers), zowel inzicht geeft in de betekenis van de tekst als in enkele stijl-eigenaardigheden die van belang zijn voor het verstaan van deze bijzondere tekst. Dat wil zeggen dat ik wel degelijk een ‘echte vertaling’ wens te geven (zie punt 2), maar niet in ‘natuurlijk Nederlands’.
Er zijn twee redenen waarom ik niet ‘gewoon’ de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, waar ik zelf aan meegewerkt heb als coördinator en vertaler) als uitgangspunt heb genomen en er waar nodig commentaar bij gegeven heb. Ten eerste maak ik mijn interpretatie op basis van de Griekse tekst en daarvoor moet ik toch voor mijzelf een zogenaamde werkvertaling maken om verschillende vertaalkeuzes te documenteren. En ten tweede zijn de plaatsen waar ik afwijk van de NBV, precies ook plaatsen die van belang zijn voor mijn interpretatie, en dan is het handiger om dat meteen in de vertaling te zetten. De vertaling van het Johannesevangelie in de NBV is een goede vertaling, die trouw is aan de eigen uitgangspunten en die goed Nederlands is. Omdat de brontekst dezelfde is, is het vanzelfsprekend en onvermijdelijk dat ik vaak op dezelfde vertaling uitkom als de NBV (zoals die op haar beurt weer op diverse plaatsen uitkomt bij dezelfde oplossing als die van de Groot Nieuws Bijbel).
Aparte vermelding verdient de eigen stijl van Johannes. Een belangrijk kenmerk daarvan is het ‘simpele’ woordgebruik en de ‘simpele’ grammatica. Dat betekent bijvoorbeeld dat de woordenschat (het aantal verschillende woorden) van Johannes minder groot is dan die van de andere evangeliën; en dat de zinsbouw, het gebruik van werkwoordstijden en dergelijke niet zo gevarieerd en adequaat zijn als die in andere teksten. Deze ‘simpele’ grammatica is zeer waarschijnlijk het gevolg van het feit dat Grieks niet de moedertaal van de schrijver was (dat zal Aramees geweest zijn). Als ik een Engelse tekst schrijf, ziet een Engelsman ook direct dat sommige zaken soepeler geformuleerd hadden kunnen worden, zo is mijn ervaring.

Het simpele’ woordgebruik heeft misschien ook te maken met het feit dat je in een andere taal vanzelf minder gevarieerd woordgebruik hanteert, maar ik denk dat het vooral ook met het onderwerp (de thema’s, motieven) van de tekst zelf te maken heeft: Johannes komt steeds weer terug op een aantal centrale begrippen. Ik ben van mening dat dit kenmerk van de stijl van Johannes ook in de vertaling zichtbaar moet zijn, evenals de motieven en begrippen zelf.
Eén opvallend kenmerk moet genoemd worden: het feit dat Johannes met enige regelmaat de tegenwoordige tijd van een werkwoord gebruikt waar je een verleden tijd verwacht, soms zelfs binnen één zin (bijv. 2:9 ‘De ceremoniemeester proefde … en zegt: …’). De tegenwoordige tijd kan gebruikt worden om een verhaal te verlevendigen (‘Kom ik die tent binnen, is het me daar een keet!’). Bij Johannes is er echter geen lijn in te ontdekken hoe hij dit gebruikt. Daarom kiezen vertalers (en ook ik) er normaal gesproken voor om de werkwoordstijden te harmoniseren. Dat is wel een beetje jammer, omdat zo een kenmerk van de stijl van Johannes verloren gaat, maar wisselende werkwoordstijden zouden in de vertaling meer aandacht trekken dan de bedoeling is.
Tot slot valt op dat Johannes woorden gebruikt die niet voorkomen in de andere evangeliën (terwijl ze geacht worden eenzelfde onderwerp te behandelen; zie echter de Inleiding hierover). Wie eenmaal een van de drie andere evangeliën en het Johannesevangelie gelezen heeft, zal zich daarover niet verwonderen; het is een heel ander verhaal. Ook voor de vertaling betekent dit dat dat verschil in woordgebruik zichtbaar moet blijven.
Ik noem één voorbeeld van het feit dat stilistisch goed Nederlands niet mijn doel is. In 5:32 staat: ‘het getuigenis dat hij over mij getuigt’. De NBV heeft ‘zijn verklaring over mij’. Dat is onbetwistbaar beter Nederlands en een uitstekende vertaling. Toch heb ik gekozen voor die eerste variant – die laatste kan iedereen in de NBV lezen en wie Grieks kent leest wel wat daar staat – omdat ik in het kader van dit boek deze weergave nodig vind om iets te laten zien van de wijze waarop Johannes formuleert. Ook in het Grieks zou ‘zijn getuigenis over mij’ voldoende zijn, maar de bijzin ‘dat hij over mij getuigt (aflegt)’ legt nog weer extra nadruk op het motief van dit tekstgedeelte.

 

2. Vertalen is kiezen
Vertalen is kiezen, vertalen is verraden en vertalen is noodzakelijk. Ik vertel in het kort iets over vertalen voor wie er niet mee vertrouwd is. Waarom vertaal je een tekst - een roman, artikel of krantenbericht - vanuit het Engels in het Nederlands? Omdat niet alle Nederlanders Engels kennen; omdat Nederlanders die wel Engels kennen, niet zo goed Engels kennen als een Engelsman; en omdat het meestal veel makkelijker is een tekst in je eigen taal te lezen dan in een andere taal, ook al beheers je die wel. Een Nederlander die op school Engels heeft geleerd, kent nu eenmaal niet alle Engelse woorden (sommige Engelsen trouwens ook niet). Bovendien bestaat er zoiets als idioom, wat betekent dat er veel uitdrukkingen in een taal zijn die hun betekenis niet ontlenen aan de losse woorden, maar die als geheel een betekenis hebben. Dat betekent dat als wij in het Engels lezen: ‘It’s raining cats and dogs’, wij niet vertalen: ‘Het regent katten en honden’, maar: ‘Het regent pijpestelen.’ Met andere woorden: vertalen is nooit het één op één omzetten van de woorden van de ene taal in vergelijkbare woorden in de andere taal. Zelfs bij losse woorden geldt dat die nooit een op een slechts één gelijkwaardig woord in een andere taal hebben. Het betekenisveld van een woord in de ene taal correspondeert niet altijd (ofwel zelden) geheel met dat van een woord in een andere taal.
Dus: vertalen betekent kiezen uit verschillende mogelijkheden die je per woord, frase en zin hebt. Het betekent dat je betekenisaspecten die je in de oorspronkelijke tekst ziet, niet allemaal kwijt kunt in de vertaling (‘vertalen is verraden’). Maar het betekent ook dat vertalen noodzakelijk is om een tekst in een andere taal echt begrijpelijk te maken voor iedereen die de oorspronkelijke taal niet volledig beheerst. En dat laatste gaat natuurlijk altijd op, hoe goed je een andere taal ook beheerst.

 

3. Concordantie: hetzelfde Griekse woord vertalen met hetzelfde Nederlandse woord?
Bij bijbelvertalen is concordantie een belangrijk begrip - en een twistpunt. Het wil zeggen dat je steeds eenzelfde woord in het Grieks (of Hebreeuws) vertaalt met eenzelfde woord in het Nederlands. Bijvoorbeeld als er charis staat en je vertaalt dat met ‘genade’, dan gebruik je steeds datzelfde woord en wissel je dat niet af met bijvoorbeeld ‘goedheid’. Concordantie heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat je in de vertaling kunt zien dat er in de brontekst hetzelfde woord staat en dat je dus een motief of thema sneller kunt herkennen. Ook kan de tekst zelf hiermee een schakel leggen, die je anders over het hoofd ziet. In dit laatste geval spreek je over functionele concordantie; de tekst zelf geeft aan dat hier een verband ligt. (Overigens: De intentie van de schrijver kennen wij niet. De tekst zelf ligt er zwijgzaam bij en het is de lezer die zin geeft en verbanden legt.)
Het nadeel van concordantie is dat een woord in de ene context de ene betekenis (of betekenisnuance, connotatie) kan hebben en in een andere context een andere. Het is namelijk nooit zo dat de woorden uit de ene taal qua betekenis precies samenvallen met woorden uit een andere taal, zoals gezegd. En dan hebben we het niet eens over woordcombinaties, uitdrukkingen, idioom, enzovoort. Dit is precies de reden waarom mechanische vertalingen in gebruiksaanwijzingen van apparaten vaak heel rare zinnen bevatten. Overigens dient hierbij ook steeds bedacht te worden dat een vertaling nu juist gemaakt wordt voor mensen die de oorspronkelijke taal niet kunnen lezen. Dus waarom zou je willen laten zien wat er in die oorspronkelijke taal gezegd wordt? De vertaling moet de lezer helpen de tekst goed te verstaan, te begrijpen.
Daarom zoekt een goede vertaling een compromis: een woord of uitdrukking wordt hetzelfde vertaald als dat nodig is om zichtbaar te maken dat er een motief, een verband is; en dat gebeurt niet als het Nederlands om een andere uitdrukking vraagt en het minder uitmaakt voor de motief-werking.

Overigens ben ik zelf van mening dat je een verband, een motief, ook heel goed met verschillende woorden kunt aangeven. (Bijv. ‘liefhebben’, ‘houden van’ en ‘beminnen’ verwijzen alle naar hetzelfde betekenisgebied.)
Een voorbeeld uit Johannes 2:8-9: ‘Schep er nu wat uit…’ en ‘maar de bedienden die het water geschept hadden’. In het Nederlands klinkt ‘die het water geschept hadden’ wat ongemakkelijk. Bij de werkwoordsvorm ‘geschept’ verwachten wij er iets bij, bijvoorbeeld: ‘uit het vat geschept.’ In de context van de verzen 8 en 9 zit hier een verwijzing: het gaat om dezelfde personen tegen wie is gezegd: ‘Schep er wat uit’; het zijn de bedienden die het water geschept hebben.
Een ander voorbeeld, Johannes 2:23-24: ‘Toen hij in Jeruzalem was tijdens het paasfeest, Pesach, begonnen velen te geloven in zijn naam, omdat zij de wondertekenen zagen die hij deed. Jezus zelf daarentegen vertrouwde zichzelf niet toe aan hen, omdat hij hen allen kende.’ In het Grieks wordt voor ‘begonnen te geloven’ en ‘vertrouwde zichzelf niet toe’ hetzelfde werkwoord gebruikt. En als je de tekst leest, zie je meteen dat dat niet voor niets is; hier ligt een verband. Maar het probleem is dat je, als je in het tweede geval ook ‘geloven’ gebruikt (‘had geen geloof in hen’ WV-NT; zelfs Voorhoeve wisselt hier af), geen recht doet aan de verschillende betekenissen die het Griekse werkwoord heeft. Daarom denk ik dat het het beste is het inderdaad verschillend te vertalen. Het geheel van de zin (en het gebruik van ‘daarentegen’) maakt dan wel duidelijk wat het verband is.
Wat hierbij overigens ook een rol speelt, is dat in veel teksten van tweeduizend jaar geleden - en met name oosterse of semitische - herhaling van dezelfde woorden geheel anders werd gewaardeerd en gebruikt dan in hedendaagse Nederlandstalige teksten. In de toenmalige teksten was herhaling een deugd, terwijl er in hedendaags Nederlands een ongeschreven regel bestaat om zogenaamde elegante variatie te gebruiken (tweemaal eenzelfde woord of naam in één zin gebruiken ervaren wij als ongemakkelijk). In eenzelfde tekst kan bijvoorbeeld een voetballer worden aangeduid met zijn naam, met zijn spelersfunctie, met de plaats waar hij vandaan komt (de kromme schutter uit Utrecht), enzovoort. Daardoor kan wat in de brontekst heel normaal is (was), in de vertaling soms raar overkomen.

 

4. Betekenis, vorm en inhoud
Bij vertalen vertaal je de betekenis, maar vorm en inhoud hebben alles met elkaar te maken (hoewel ze niet ‘één’ zijn). Ik wil niet ‘formeel-equivalent’ vertalen, waarbij de taal-vorm van de Griekse tekst boven de normaliteit van het Nederlands gaat. Maar ik wil ook niet volledig ‘functioneel-equivalent’ vertalen, waarbij de betekenis en de textuele functies van de tekst altijd boven de literaire vormkenmerken van de Griekse tekst gaan. Ik heb geprobeerd een balans te vinden die zoveel mogelijk de tekstkenmerken van deze tekst, zowel wat inhoud als vorm betreft, in de vertaling recht doet, waarbij soms het Nederlands enigszins wordt opgerekt en soms een stijlkenmerk van de tekst moet sneuvelen. Vertalen is keuzes maken, maar is geen rigide keurslijf waarbij hetzij de Nederlandse taal hetzij de talige vorm van de brontekst altijd en overal voorrang moet krijgen. Op sommige plaatsen moet een stijlkenmerk van de brontekst per se weergegeven worden, soms moet een inhoudelijk aspect beslist tot uiting komen, al naar gelang de context en de functie van een (inhoudelijk of formeel) element binnen het grote geheel van de tekst én op de specifieke plaats in de lineaire structuur. Want de macrostructuur van de tekst is belangrijk, maar ook de microstructurele analyse waarop die macrostructuur is gebouwd, is van belang én de opbouw van ‘begin – midden – einde’ in de tekst is van belang. Je moet niet zaken al ‘weggeven’ in een eerder stadium van de tekst op basis van wat je na herhaalde lezing en een idee van de macrostructuur als vertaler al weet. Hoewel geen lezer aan de tekst begint als een blanco blad, mag er toch enig respect zijn voor de echt naïeve (in positieve zin) ‘eerste’ lezer.<br /> Een voorbeeld uit Johannes 1:20: ‘verklaarde eenduidig … en erkende’. Methodisch is het zo dat de gehele frase ‘en hij gaf toe en ontkende niet en gaf toe’ verkort kan worden en intensiverend vertaald kan worden als ‘Hij gaf zonder aarzelen antwoord en verklaarde ronduit’ (GNB) of ‘Onomwonden kwam hij ervoor uit’ (WV-1992). Dat is volgens de functie (intensiverende mededeling) vertaald. In mijn vertaling wil ik echter ook de vorm recht doen als dat mogelijk is zonder de betekenis in het Nederlands afbreuk te doen. De vorm hier is een drieslag (hij uitte zich positief en niet negatief en wel positief) en die is gehandhaafd, en daarbij is de ruime betekenisinhoud van het Griekse woord hômologêsen hier rechtgedaan door het twee keer iets anders te vertalen.

 

5. Goed Nederlands
De vertaling moet in goed Nederlands gesteld zijn, dat wil zeggen: mag geen fouten qua Nederlands bevatten. Mijn vertaling (in het kader van dit boek) hoeft echter geen ‘natuurlijk’ Nederlands te zijn, in de zin van een Nederlands dat authentiek aandoet (geschreven door een native speaker en niet vertaald) en een stijl heeft die als natuurlijk Nederlands wordt ervaren (dus: alsof een autochtone Nederlander het gister geschreven heeft).
Een voorbeeld uit Johannes 1:21. Daar worden de Griekse woorden su oun ti vertaald met ‘Wie bent u dan wel?’, omdat Johannes eerst al heeft gezegd wie hij niet is. Dan is ‘dan wel’ de ‘natuurlijke’ wijze van zeggen. Johannes’ repliek op de derde vraag (‘Bent u Elia?’) is echter vertaald met ‘Nee, die ben ik niet’, in plaats van met het meer natuurlijke ‘Nee, (die ben ik) ook niet’, omdat het ook in het Grieks mogelijk is dat element ‘ook niet’ uit te drukken, maar dat niet gebeurd is. Hier is dus gekozen voor een vorm die overeenkomt met de vorm van het Grieks (wat ‘normaliteit’ betreft) en niet voor ‘natuurlijk Nederlands’ zonder meer.

 

6. Aanspreekvormen
In het Nederlands wordt ‘u’ als beleefdheids-aanspreekvorm gebruikt voor enkelvoud én meervoud. Dus als er staat ‘Ik zeg dit om u te redden’, weten wij niet of het om één of meer dan één persoon gaat. In het Grieks kun je het verschil wel zien en op diverse plaatsen is dit verschil belangrijk. Daarom gebruik ik voor het meervoud meestal ‘jullie’ (om te laten zien dat het om meerdere personen gaat) in plaats van ‘u’, behalve wanneer er geen misverstand mogelijk is.